navigatiebalkStevenskerkActueelStevenskerkStevenskerkStevenskerkStevenskerk
    < vorige | volgende | overzicht >

Tekstbord van het bakkersgilde

 Tekstbord bakkersgilde

Aan het begin van de zeventiende eeuw werd de Stevenskerk met allerlei houten borden versierd. Sommige daarvan werden door de stedelijke gilden bekostigd. De gilden zetten zo een traditie voort, aangezien zij vóór de Reformatie ook al aan de inrichting van de kerk hadden bijgedragen (de gilden verzorgden hun eigen kapellen en altaren). Het houten tekstbord dat de bakkers schonken hangt nu aan de wand van de noorderkapel. Op dit bord, dat van 1603 dateert, zijn de zogeheten ‘instellingswoorden’ geschilderd—d.w.z. de woorden waarmee Jezus het sacrament van Avondmaal / Eucharistie instelde—in de versie van Paulus (1 Korintiërs 11:23–26). Bovenaan staat: “want wij vele zijn een broot ende een lichaem” (vgl. 1 Korintiërs 10:17).

De tekst luidt als volgt:

1 Corinth. 11 v. 23.24.25.26

“Ick hebt van den heere ontfangen, dat ick u gegeuen hebbe: Want de heere Jesus inder nacht doe hij verraden wert, nam dat broot, danckte ende brack het, ende seijde nemet, etet, dat is mijn lijff, dat voor u gebroken wert: Sulcx doet tot mijner gedachtenisse. Desgelijcken oock den drinckbeker na den Auontmale, ende seijde: Desen drinckbeker is dat nieuwe testament in mijnen bloede: sulcx doet, so dickwils als ghij het drincken sult, tot mijner gedachtenisse: want so dickwils als ghij van desen broode eten sult, ende van desen drinckbeker drincken soo vercondiget den doot dees heeren tot dat hij coemt”.
1603
 
1 Korintiërs 11:23–26

Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam, de dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis. Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis. Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat hij komt.
(NBG 1951)