navigatiebalkStevenskerkActueelStevenskerkStevenskerkStevenskerkStevenskerk
    < Ter Haar | Predikanten 1814–1944 >

Jubileum ds. B. ter Haar Bz. (28 september 1901)

Artikel met foto uit: De prins der geïllustreerde bladen 1 (1901–1902), blz. 160 [5 oktober 1901].

Ds. B. ter Haar Bz.

B. ter Haar Bzn.

Nijmegen, de zoo schilderachtig aan de Waal gelegen stad, waar met zorg bewaarde bouwvallen herinneren aan de grijze oudheid en prachtige lanen, parken met electrisch licht u spreken van den schoonheidszin en het initiatief van de vroede mannen, die tegenwoordig de oude veste besturen, Nijmegen heeft Zaterdag l.l. een zijner grootste burgers geëerd.
Bernard(sic!) ter Haar die van 1859 tot in 1897 van af den kansel aan de Nijmegenaren Gods woord verkondigd heeft, vierde dien dag zijn zeventigsten verjaardag, en wie weet wat Ds. Ter Haar in de jaren van zijn predikantschap voor Nijmegen geweest is, zal kunnen begrijpen waarom men dezen feestdag niet onopgemerkt heeft laten voorbijgaan.
Dat de jaren op den geest van hem geen grooten invloed gehad hebben, is wel gebleken eenige weken geleden bij het Taal- en Letterkundig Congres, te Nijmegen gehouden, waar de heer Ter Haar als voorzitter fungeerde en meer dan een is het toen opgevallen, hoe in zijn openingsrede nog de frischheid, de geestdrift van de jeugd was waar te nemen, maar bovenal dat liefde voor onze taal, voor onze letteren, vroeger meer dan eens in geschriften getoond, nog onverflauwd is. Door den heer Ter Haar te eeren, eert Nijmegen een goed vaderlander, een trouw burger en last not least een man met een warm hart voor alles wat de stad zijner inwoning betreft.
Nijmegen is hem in de veertig jaren dat hij er gewoond heeft, oneindig lief geworden en toen hij dan ook in 1897 zijn dienstwerk eindigde, bleef hij er steeds wonen.
Het levenslicht aanschouwde de heer Ter Haar te Eemnes en zijn opvoeding heeft hij voornamelijk te Amsterdam genoten, waar zijn vader spoedig tot predikant was beroepen. Den 7den Januari 1855 werd de heer Ter Haar predikant te Arkel, in 1857 ging hij naar Delden en werd in Maart 1859 naar Nijmegen beroepen.
Van zijn hand zijn verschillende werken en bijdragen in tijdschriften verschenen. ± 1862 schreef hij een opstel, getiteld: “Neerlands zonden tegen zijn taal”, hetwelk in Bato, in een der jaargangen tusschen 1860–70, is opgenomen.
In 1860 gaf hij uit “Roode Teun”, een verhaaltje ten bate van de watersnoodlijders geschreven, dat in de tegenwoordige dagen met sociale neigingen nog volkomen actueel is. Verder schreef hij nog “Zonnestraaltjes in de ziekenkamer”, en “Photogrammen”, dit laatste is een bundeltje novellen. Zijn zin voor historie heeft den heer Ter Haar doen beproeven een historischen roman te schrijven en in 1862 verscheen dan ook in de Guldens-editie “Antonie van Bockhorst”, en in den Gelderschen almanak enkele verhalen uit onze vaderlandsche, speciaal Geldersche geschiedenis geput.
Zijn grootste werk is echter geweest de bewerking van Streckfuss’ Weltgeschichte. Deze is begonnen in 1866, en het 10de deel kwam in 1877 uit, dit loopt tot de onafhankelijkheidsverklaring van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Daaraan werd toen een bewerking der laatste 4 deelen van het groote werk van Weber toegevoegd, 1880–1887. Deze beginnen met de Fransche Omwenteling en eindigen met de Conferentie te Berlijn, na den Russisch-Turkschen oorlog van 1877.
Ook de polemiek op historisch gebied heeft hij niet geschuwd, in 1867 verscheen van zijne hand een brochure tegen pater Brouwers, toen deze naar aanleiding der Heiligerleefeesten de Oranjes aanviel. Dat geschriftje heeft toenmaals nog al opgang gemaakt, ook in de Tijdspiegel van 1891 komt een opstel voor over “De hedendaagsche Ultramontanen tegenover de geschiedenis”, enz.
Hoewel de heer Ter Haar veel gedichten heeft gemaakt, heeft hij slechts ééns een bundel uitgegeven, getiteld “Grafbloemen” na den dood zijner eerste vrouw, en verder is nog wel eens in het Nieuws van den Dag een gedicht verschenen, naar aanleiding van een Oranjefeest of van een heugelijke of treffende gebeurtenis in de Transvaal. De vertaling der dichtstukken in de uitgave van Fritz Reuter’s werken door Bolle, is ook van zijne hand.—Bovendien zullen zij die kennis hebben willen maken met Nijmeegs natuurschoon en de geschiedenis der oude stad, zich dankbaar herinneren zijn werkje, getiteld: Berg-en-Dal. Gids voor Nijmegen en omstreken.
Het heeft den jubilaris, zooals te verwachten was, niet aan bewijzen van vriendschap, hartelijkheid en liefde ontbroken.
Reeds vroeg stroomden bloemgeschenken, telegrammen en kaartjes naar zijne woning in de Regentessestraat, waar de jubilaris om halfelf uur een commissie ontving die hem, bij monde van den heer dr. C. Noorduijn, op recht hartelijke wijze gelukwenschte namens meer dan vijfhonderd ingezetenen, wier namen in een sierlijk album vereenigd, den heer Ter Haar werden aangeboden met een geschenk en een fraaie corbeille bloemen. De heer Ter Haar, zeer geroerd, sprak voor die onverwachte hulde van zoovelen, op een dag die voor hem toch eigenlijk een familiefeest was, zijne innige erkentelijkheid uit. Daarna verschenen nog andere deputatiën—o.a. het bestuur van den Protestantenbond.
Om twee uur hield de heer Ter Haar een zeer druk bezochte receptie in de Vereeniging, welker groote zaal vóór het podium fraai getooid was met sierlijke planten door den heer J.D.H. Meuleman. Vele corporaties en vrienden van den jubilaris waren daar verschenen. Toen de heer Ter Haar, gevolgd door zijne kinderen, kleinkinderen en genoemde belangstellenden de zaal binnentrad, werd hem een welkomstlied toegezongen door een gemengd koor, onder leiding van den heer A.M. van Beuge. In eenige hartelijke woorden—weder bleek het nu in hoe hooge mate de heer Ter Haar de gave des woords bezit—dankte de jubilaris voor deze attentie. Toen kwamen de toespraken. Het eerst voerde het woord de heer A. de Willigen, commandant der d.d. schutterij, als voorzitter van D.E.S., die heinnerde aan hetgeen de heer Ter Haar had verricht als voorzitter van het laatste Ned. Taal- en Letterkundig Congres, om daarna uit te weiden over de verdiensten van den heer Ter Haar als onder-voorzitter van D.E.S.; daarna huldigde het lid van D.E.S., de heer Van der Lans, hem als letterkundige en dichter; hierna sprak de heer Albert Roothaan, directeur van Nijmeeg’s Mannenkoor, uit naam van die vereeniging; volgde eene deputatie uit den kerkeraad der Ned. Herv. gemeente, die bij monde van ds. Jb. Moulijn de beste wenschen van den kerkeraad uitsprak; eindelijk voerde de secretaris van Volksheil, de heer Ger.C. Smith, het woord, die den heer Ter Haar in hartelijke bewoordingen huldigde als voorzitter van die vereeniging, welke steeds zijn dierbaar geesteskind is geweest; ten slotte werd den jubilaris nog een mand met bloemen overhandigd door eenige catechisantjes.
Diep getroffen door al die gelukwenschen en huldebetuigingen dankte de heer Ter Haar in eene welsprekende rede en sprak hij den wensch uit, dat hem nog lang de krachten mochten geschonken worden om werkzaam te zijn in de stad zijner inwoning, welke hem zoo dierbaar geworden is. Daarna volgden de afzonderlijke gelukwenschen van vele vrienden en bekenden.
Het was eene schoone receptie, die bij den jubilaris nog lang in dankbare herinnering zal blijven.